In de middeleeuwen werden rondtrekkende studenten en geestelijken vaak "vaganten" genoemd. Deze term komt van het Latijnse woord "vagari", wat 'zwerven' betekent. Vaganten waren meestal studenten of geestelijken die geen vaste plek hadden en rondtrokken van stad naar stad, vaak op zoek naar onderwijs of om onderwijs te geven. Ze hielden zich ook bezig met het maken van poƫzie en liederen, die nu bekend staan als "vagantenpoƫzie" of "goliardische verzen".
Een andere term die soms wordt gebruikt is "goliards", die vooral verwijst naar studenten en geestelijken die bekend waren om hun liederen en gedichten, maar deze term is niet strikt beperkt tot rondtrekkende individuen.
Daarnaast waren er ook mendicante orden (bedelorden) binnen de Rooms-Katholieke Kerk, zoals de Franciscanen en de Dominicanen, wiens leden vaak rondtrokken om te prediken en bedelen. Deze werden echter meestal niet als 'vaganten' beschouwd omdat ze een meer gestructureerde organisatie en missie hadden.